Het zal weinigen bekend zijn dat Tuindorp Watergraafsmeer eens een eigen "burgemeester" heeft gehad. Dat was dokter J. H. Wagenaar, die op 9 augustus 1944 van de toenmalige burgemeester Voute een gedrukte aanstelling ontving, die aldus luidde "De burgemeester van Amsterdam maakt bekend, dat hij voor Tuindorp-Watergreafsmeer gedurende den tijd, dat deze wijk van het overige gedeelte der gemeente is afgesloten, als zijn vertegenwoordiger heeft aangewezen den Heer J. H. Wagenaar, Middenweg 162 en als plaatsvervangend vertegenwoordiger den Heer J. F. Becker, Middenweg 160".
We hebben over de bange periode van de Tweede Wereldoorlog met de heer Wagenaar, thans medisch adviseur der Verenigde Amsterdamse Ziekenfondsen in Amsterdam, gesproken en hij heeft ons met veel verve over zijn "burgemeesterschap" ingelicht.
Tegen de Pinksterdagen van 1944, toen de invasie een feit beloofde te worden, staken enkele Betondorpers de hoofden bij elkaar om te beraadslagen over de situatie die zou ontstaan als de Duitsers Amsterdam zouden proberen te verdedigen. Het gevaar was niet denkbeeldig dat Tuindorp Watergrzafsmeer, gelegen aan de ingang van Amsterdam en tussen twee hoofdtoegangswegen, daardoor zou worden geisoleerd. Er moesten maatregelen getroffen worden om de bevolking (circa 10.000 mensen) indien nodig zo goed mogelijk te beschermen. Hierbij werd vooral gedacht aan medische verzorging en voedselvoorziening. Er was wel een afdeling der vrijwillige luchtbescherming, maar deze dienst zou ingeval van isolement of oorlogshandelingen niet in staat zijn veel werk op de schouders te nemen. Zo ontstond rondom de Pinksterdagen het Noodcomite Tuindorp Watergraafsmeer, met dokter J. H. Wagenaar als voorzitter en J. F. Becker als secretaris. Als leden traden toe mevr. G.J. Binnendijk-Schouten en de heren pater-rector A. J. Vriens, A. A. de Leng, J. Westerbeek, J. F. Ackerman, J. Grootenboer, H. Ottersberg, A. Roetman, C. Vink, N. Bakker, L. Blankers en W. J. Tobias. Zij zochten een aantal deskundigen op een bepaald gebied bijeen; elk der vijf deskundigen verzamelde een groep van tien vaklieden om zich heen, die op hun beurt weer ieder tien medewerkers zochten. Zo was in zeer korte tijd een groep van 500 mensen bijeen, die zich spontaan ter beschikking stelden van hun mede-Tuindorpers, om hen in geval van nood bij te staan. Er werden vijf diensten ingesteld op het gebied van de medische verzorging (noodziekenhuis), de voedselvoorziening, de technische dienst (incl. dijkbeschermingsdienst en stut- en sloopdienst), de veterinaire dienst en de bewakingsdienst.
Omdat deze groepen over de nodige materialen en gereedschappen moesten kunnen beschikken, waren tal van besprekingen met de GGD en andere gemeentelijke instellingen nodig. Van alle zijden werd gelukkig spontaan hulp en materiaal toegezegd. Voor het noodziekenhuis, in te richten in de Openluchtschool aan het Zuivelplein, stelde de GGD de nodige instrumenten beschikbaar, zodat er zelfs kleine operaties zouden kunnen worden uitgevoerd. Er kwamen dekens, bedden, kribben en strozakken, terwijl enkele in het dorp wonende gediplomeerde verpleegsters en verplegers, bijgestaan door gediplomeerde leden der Nederlandse Vereniging E.H.B.O., daar hun spontaan aangeboden hulp konden verlenen. Veiligheidshalve werd de inventaris van dit Noodziekenhuis op bepaalde adressen ondergebracht, met dien verstande, dat binnen enkele uren alles en ieder kon worden gemobiliseerd.
Zeer nijpend werd het voedselprobleem. Er werden planner ontworpen om zolang mogelijk te kunnen doen met het in het dorp aanwezige voedsel. De in de omgeving wonende veehouders beloofden bij te springen met melk indien dit nodig was. In verband met het eventueel uitvallen van de drinkwatervoorziening werden de aanwezige wellen gemeten en een dezer wellen werd van een pompinstallatie voorzien om in actie te kunnen komen, wanneer de nood aan de man kwam. De voedselvoorzieningsdienst ontwierp een distributieschema en het mocht deze groep gelukken om lange tijd een behoorlijke hoeveelheid reservevoedsel (meel) in het dorp te houden en een hoeveelheid brandstof voor de ovens beschikbaar te hebben. In samenwerking met de vrijwillige luchtbescherming werd besloten om zo nodig warm voedsel te halen bij de Centrale Keukens.
Omdat Watergraafsmeer ongeveer vijfeneenhalve meter beneden A.P. ligt werd speciaal aandacht besteed aan de bescherming van de dijken.
Het polderbestuur had reeds de nodige maatregelen genomen, mear was blij met de aanvullende vrijwillige hulp. Toen de bezetters het nodig oordeelden de waterstand van de Ringvaart hoog op te voeren, waardoor gevaar van overstroming aanwezig was, kwam de dijkbeschermingsdienst in actie. De leider van deze dienst kreeg op 17 april 1945 een boodschap van de opzichter van de polder, dat het water al op enkele plaatsen over de dijk liep. Door een groep van vijfenveertig vrijwilligers werd toen twee dagen gewerkt om het gevaar te keren. Zij deden dit met schoppen en kruiwagens, door de directeur der Nieuwe Oosterbegraafplaats beschikbaar gesteld.
Om indien nodig het politietoezicht.te kunnen overnemen, werd ook een bewakingsdienst ingesteld. De leden hielden een wakend oog op winkels waar op bepaalde tijden levensmiddelen voorradig waren en zij voorkwamen inderdaad enkele inbraken. Bovendien hielden zij de wacht bij de instrumenten en voorraden van het Noodziekenhuis.
Omdat het niet denkbeeldig was , dat men zich tijdens de uitzonderingstoestand niet op straat zou mogen begeven, werd besloten, dat de vrijwilligers van de luchtbeschermingsdienst huis aan huis zouden gaan informeren of er medische hulp nodig was. Deze maatregel inspireerde het Hoofd Luchtbeschermingsdienst van Amsterdam in alle randgemeenten een dergelijke organisatie op te richten. Het initiatief van het Noodcomite Tuindorp Watergraafsmeer verscheen in druk en werd aan alle hiervoor in aanmerking komende autoriteiten toogezonden.
Toen benoemde het gemeentebestnur dr. Wagenaar tot plaatsvervangend burgemeester en de heer J. F. Becker tot zijn plaatsvervangend vertegenwoordiger.
Hij kreeg op 9 augustus 1944 de volgende bevoegdheden:
1. Het behartigen van de belangen der bevolking bij de commanderende officier van het bezettend troependeel.
2. Het geven van leiding bij alle werkzaamheden, die in het belang van de bevolking nodig zijn voor wat de hulpverlening aan gewonden betreft.
3. Het doen verzamelen en het houden van aantekening van gegevens, betreffende de geboorten en overlijdens, nodig voor het opmaken van de burgerlijke stand.
4. Het regelen van het begraven, het zelfstandig hulpverlenen bij luchtaanvallen, waarbij niet op hulp van de luchtbescherming kon worden gerekend, een en ander met inachtneming van de bij deze beschikking behorende instructie.
Het gevolg van deze (tijdelijke) aanstelling was, dat de "burgemeester" heel wat voor het Tuindorp Watergraafsmeer heeft kunnen doen. Door het uitblijven van de bevrijding werd het probleem van honger en koude dringender. Ten behoeve van het Noodziekenhuis was het indertijd gelukt 100.000 turven te kopen, maar omdat overal bij zieken en ouden van dagen het brandstofprobleem nijpend werd, besloot men een gedeelte van deze voorraad onder hen te verdelen. Later werden ook andere minderbedeelden van turven voorzien en per week gingen er zo'n 15.000 de deur uit. De vrijwilligers die voor de distributie zorgden werden steeds met open armen ontvangen.
De bouw van de Brinkstraat in 1925
(Klik op de foto voor een grotere versie)
Erger was het voedselprobleem. Eind 1944 verstrekte de gemeente Diemen aan de schooljeugd dagelijks een warme maaltijd en men besloot dit in het Tuindorp ook te doen. Er waren echter geen grondstoffen en er was geen behoorlijke gaarkeuken. Maar toch kregen 1200 kinderen met de Kerstdagen 1944 een warme maaltijd, bereid door de centrale keukens Oost. Men besloot om dit op Nieuwjaarsdag te herhalen en er daarna een goede gewoonte van te maken. Maar hoe kwam men aan de ingrediënten? Met levensgevaar werd een schip met kinderen, die er het ergste aan toe waren, naar Friesland gezonden. Dankzij relaties van de waarnemend burgemeester werden deze kinderen opgevangen in Sneek, Joure en Dokkum. Het schip kwam na vele omzwervingen volgeladen aan de kade in de Keulsevaart terug. Eveneens met levensgevaar werden per vrachtauto (met hout gestookt) kachels, aardappelen en vlees uit Friesland gehaald. Dit waren altijd nachtelijke tochten.
Twee Volendammer botters voeren naar Friesland en losten hun vracht in Muiden, waarvandaan de lading met paard en wagen naar Amsterdam werd vervoerd. Toen de kindervoeding, die door de gemeente ter hand was genomen, in maart 1945 dreigde te stoppen, konden de jeugdige Tuindorpers, evenals de jongeren van de Eilanden, toch goed gevoed geworden, dank zij de voorraden die uit Friesland waren aangevoerd. Ouden van dagen werden ook in deze verzorging opgenomen. Het was een twaalfuursbedrijf geworden.
Deze kindermaaltijden, die aanvankelijk eenmaal per week werden verstrekt (600 liter voor 1200 kinderen), groeiden uit tot dagelijkse maaltijden. Ze werden gehouden in een der zalen van de Openluchtschool en er waren tien dames dagelijks druk mee.
Aan hen die op medisch advies levensmiddelen nodig hadden werden bonnen verstrekt, waarop het een en ander tegen betaling van de kostprijs kon worden gehaald. Soms was een extra verdeling (van kunsthoning, kaas, melk en boter) aan babies en kleine kinderen mogelijk, terwijl enkele malen per straat vlees werd gedistribueerd. Op het meest kritieke tijdstip werd een hoeveelheid van zevenentwintig ton aardappelen uitgegeven. Ook in de kledingnood werd voorzien door een textielinzameling te houdem Er werd gul gegeven en met blijdschap werd dit onder de allerarmsten verdeeld.
De Middenweg langs het Betondorp, 1927. Op de voorgrond ingang Kouterstraat
Het Noodcomite hield zich echter ook bezig met het uiterlijk van het Tuindorp. Aangezien de Stadsreiniging verstek moest laten gaan, dreigde een wantoestand op hygiënisch gebied. Er werd een huisvuilophaaldienst georganiseerd onder de naam "Betondorpse Ophaaldienst", die op regelmatige tijden het vuil op een daartoe aangewezen stuk grond deponeerde. Door het stoppen van het gemeentelijk pompgemaal moest ook aan de riolering de nodige aandacht geschonken worden. Om ook iets te doen aan de geestelijke nood werden culturele middagen op touw gezet, waarbij soms een vleugel nodig was. Toen die er eenmaal was werd hij direct weer weggehaald, omdat het gerucht ging, dat de Watergraafsmeer geinundeerd zou worden. . .
In samenwerking met Oud-Watergraafsmeer en de Nederlandse Vereniging E.H.B.O. werden uitgeputte vluchtelingen bij de Hartsvelderbrug opgevangen en in het Ajaxstadion ondergebracht en verzorgd, waarna ze hun tocht konden voortzetten.
Een zeer belangrijk onderdeel van het noodcomitewerk was de uitzending van kinderen naar Friesland. Op 6 februari 1945 vertrok het eerste transport van vijfenvijftig kinderen per paard-en-wagen via Edam near Dokkum. Latere groepen werden in Sneek en Joure ondergebracht. In Sneek was het Old-Burgerweeshuis beschikbaar en voor f 10.per week kon een kind daar verzorgd worden.
Dit heeft van velen grote financiele offers gevergd, maar met collecten en renteloze voorschotten is men er toch gekomen.
Het Noodcomite kon in de winter 1944-1945, 66.135 liter voedsel distribueren (132.000 porties). Verder werden er o.a. 55.079 kg. aardappelen, 1000 kg. vlees, 2805 broden en 90.830 stuks turf uitgereikt. Toen de bevrijding een feit was, bleef de voedselvoorziening nog enkele weken precair, doch allengs werden de verstrekkingen van warm voedsel overbodig.
"Burgemeester" J. H. Wagenaar ontving op 19 januari 1946 van de waarnemend burgemeester van Amsterdam, de heer F. de Boer, het volgende schrijven "Onder betuiging van mijn dank voor de wijze waarop u de belangen van Tuindorp Watergraafsmeer voor het geval van isolering hebt willen behartigen, verleen ik u hierbij eervol ontslag als vertegenwoordiger van de burgemeester voor genoemd gedeelte."
De laatste daad van het Noodcomite was het aanbieden van een legpenning aan de gemeentebesturen der gemeenten Dokkum en Joure en aan het College van Regenten van het Old-Burgerweeshuis te Sneek als bewijs van dank voor de kinderverzorging.
Vanzelfsprekend was er na de bevrijding een groot feest in Tuindorp Watergraafsmeer. Een hoogtepunt vormde de feestavond op 19 oktober 1945, waar Wim Sonnevelds cabaret optrad met medewerking van Conny Stuart, Sophie Stein, Hella Haasse, Truus Doyer, Kees Brusse, Albert Mol, Wim de Vries en Wim de Soet. Nu zou het ondenkbaar zijn om een dergelijk gezelschap met inmiddels beroemd geworden medewerkers bij elkaar te krijgen!
U kunt zich nu voorstellen, dat dokter Wagenaar op de receptie ter gelegenheid van zijn twaalfeneenhalfjarig ambtsjubileum (15 juni 1951) onder de aanwezigen vele "Betondorpers" ontwaarde. Ze waren hem door zijn kordate optreden tijdens de "hongerwinter" niet vergeten.
Maar hij schoof het eerbetoon grotendeels af op zijn medewerkers uit die dagen, die ondanks alles toch zoveel moois openbaarden onderlinge steun en saamhorigheidsbesef. Dat daarbij ook vooral aan de joodse bevolking werd gedacht, die zoveel mogelijk werd geholpen aan onderduikadressen, moge blijken uit het feit, dat de Veeteeltstraat nog lange tijd de "Jodenbreestraat" werd genoemd.
dinsdag 18 september 2007
Burgemeester Wagenaar (Betondorp, Deel III)
Gepost door Rinus H
Labels: Geschiedenis
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
als kind kwam ik dikwijls in het dorp. dan moest ik voor m'n vader gerepareerde schoenen bij de klanten afleveren. ik weet uit ervaring dat het daar fantastisch wonen is. dit soort artikelen vind ik erg interessant. ga zo door.
@gerpo
ik ben in 1 nacht meer te weten gekomen, dan in 22 jaar.
er komt nog meer
Een reactie posten